homepage Stichting voor Kamermuziek

Toelichting VAN BAERLE TRIO (Nederland)

Joseph Haydn (1732-1809): Pianotrio in Es gr.t. Hoboken XV:30
  • Allegro moderato
  • Andante con moto
  • Presto

“Papa” Haydn, zoals Joseph Haydn door tijdgenoten en leerlingen liefkozend werd genoemd, heeft in zijn lange leven ook muzikaal een lange weg afgelegd. Begonnen in een periode dat muziek, speciaal de kamermuziek, vóór alles amusement was ten behoeve van hooggeplaatste personen, voerde zijn weg hem uiteindelijk tot een punt waar hij, zonder zijn aanhang van zich te vervreemden, steeds meer persoonlijke oplossingen vond als vervanging voor de in die tijd nog geldende muzikale clichés.
Het pianotrio in Es groot, ontstaan tussen 1795 en 1797, de scheppingstijd van het oratorium “Die Schöpfung”, is hiervan een voorbeeld. De vooral in Engeland bewierookte componist kiest de weg naar binnen, waar de echo van de gezelschapsmuziek nog maar zwak naklinkt. De invloed van de ongewisse tijden –de Napoleontische oorlogen- werpen schaduwen, die men zelfs in het majeur van het eerste deel terugvindt. Componeren is een ernstig vak geworden, dat proef je uit de toon van dit allegro moderato. In de pianopartij is virtuositeit geen doel maar slechts middel. Ongebruikelijke modulaties en drastische overgangen (de doorwerking begint heel tegendraads met het openingsthema in een schimmig Ces groot) lijken al naar de romantiek te wijzen, voorbij Haydns leerling Beethoven richting Schubert. Heel ongebruikelijk start het daaropvolgende andante, waarin Haydns variatiekunst triomfen viert, in de toonaard C groot. Haydns pianotrio’s hebben meestal maar drie delen, maar bij de start van het afsluitende presto denkt men, ook qua sfeer, met een Beethoveniaans Scherzo te doen te hebben. Hier leeft Haydn zijn experimenteerlust uit in grillige chromatiek, ongewone harmonieën en een abrupt slot.

Franz Schubert (1797-1828): Pianotrio in Es gr.t. D 929
  • Allegro
  • Andante con moto
  • Scherzo: Allegro moderato
  • Allegro moderato

Op 28 maart 1828, een half jaar voor zijn dood, organiseerde Franz Schubert samen met zijn vrienden zijn eerste openbare concert met eigen werk. Voor het eerst had hij in Wenen succes: hij hield zelfs geld over om eindelijk een eigen piano te kopen….. Op dit concert beleefde waarschijnlijk ook het grote pianotrio in Es uit eind 1827 zijn openbare première. Dit werk is forser, dramatischer dan het eerste trio in Bes groot uit het jaar daarvoor, dat zonniger en minder problematisch aandoet.
Het begin van het eerste deel geeft ons een inzicht in Schuberts componeerwijze. Hij componeert in de ochtend vaak vanuit zijn bed, vanwege kou of ziekte: er is geen piano, maar pen en papier liggen klaar. Hij schrijft als inzet een robuust en neutraal beginthema waar je alle kanten mee op kan, wachtend op échte inspiratie. Die komt snel: vanaf de fluistering van het schimmige tweede thema spreekt de échte Schubert tot ons. Vergeten zijn ziekte en armoede. De rijkdom van dit eerste deel met zijn betoverende melodie aan het slot van de expositie, een melodie die de hele doorwerking draagt, is ronduit verbijsterend.
Even aangrijpend is de treurmars van het andante, waarvoor Schubert een Zweedse melodie zou hebben benut. Even licht daarna het sombere tafereel op, tot de sfeer weer verduistert met de terugkeer van de treurmars, die uitmondt in een passage waarvan de dramatiek die van de kort daarvoor geschreven liederencyclus “Die Winterreise” evenaart. Even trekken de wolken weer op, totdat het deel in sombere berusting met een dalende octaafsprong eindigt.
Het lijkt alsof Schubert met de volgende delen de emotionele balans wil herstellen. Het canonische, gemoedelijk scherzo met een markant trio werkt als een zucht van verlichting. De dansante finale bevestigt het positieve beeld, ondanks de nog even opduikende treurmars. Het leven overwint.

Peter Visser

terug