homepage Stichting voor Kamermuziek

Barbican Quartet (Engeland)

Joseph Haydn (1732-1809): Strijkkwartet opus 50 no. 1 in Bes gr.t (1787)
  •Allegro
  •Adagio non lento
  •Menuetto: Poco allegretto
  •Finale. Vivace
“Papa” Haydn, de geestelijke vader en leermeester van vele componisten, was iemand die in zijn lange muzikale loopbaan steeds bereid was zelf te leren. Dat hoort men nergens duidelijker dan in zijn bijna tachtig strijkkwartetten. In zijn gestage ontwikkelingsgang is Haydns fameuze vriendschap met Mozart een belangrijk keerpunt. Op het moment dat Mozart de Haydn-kwartetten leerde kennen werd deze op slag zijn grote voorbeeld. De rollen werden omgedraaid nadat Mozart in 1784 zijn net geschreven zes kwartetten opdroeg aan zijn “vader, leider en vriend”. Vanaf dat moment was Haydn Mozarts leerling.
Haydns kwartet in G groot uit 1784 is het eerste van de zes “Pruisische” kwartetten, opgedragen aan koning Friedrich Wilhelm II van Pruisen. Een directe invloed van Mozart is er niet. Maar een goed luisteraar zal aan de souplesse van de stemvoering, de harmonische en polyfone verfijning de nabijheid van Haydns idool bespeuren. Luister naar het allereerste begin van genoemd kwartet. Na een paar maten afwachtend pulseren van de celli (een signaal dat door het hele deel een rol speelt) begint Haydn direct met een dissonant, 25 jaar voordat Beethoven dat in zijn eerste symfonie deed, met in de herhaling een nog sterkere dissonant, zoals Mozart die op dramatische momenten gebruikt. Het fraaie adagio-thema, dat Schubert beslist gekend moet hebben (pianosonate in Es) wordt gevolgd door drie variaties, waarvan de uitgebreide laatste opvalt door het virtuoze gebruik van de cello. Nieuw, en ook weer Mozart, zijn de chromatische trekjes in het menuet. Echte Haydn-humor (de abrupte slotpauze) vindt men in de finale.

Alban Berg (1885-1935): Strijkkwartet opus 3 (1910)
  • Langsam
  • Mässig Viertel
Vijfentwintig jaar was de Weense componist Alban Berg, toen hij zijn eerste strijkkwartet opus 3 (1910) schreef. Zijn leraar Arnold Schönberg was direct enthousiast en schreef nog in 1940: “Eén ding is zeker: zijn strijkkwartet heeft mij op een ongelooflijke manier verrast door de rijkdom en ongedwongenheid van zijn inspiratie, en zijn originaliteit”. Hier spreekt een gezaghebbende componist, leider van de moderne “Derde Weense School” (Schönberg, Berg en Webern). Hoe ingewikkeld dit tweedelige werk ons bij ruim twintig minuten beluisteren ook mag schijnen, men kan de grote indruk die dit opus 3 op Schönberg maakte begrijpen. Hier spreekt een gevoelig mens in een gepassioneerde taal, op de grens van tonaliteit en atonaliteit, wellicht geïnspireerd door persoonlijke gebeurtenissen: zijn zwaarbevochten huwelijk in 1911. Even speculatief als dit biografische verband is de duiding van de vorm: in het eerste deel kan men slechts vaag een sonatevorm herkennen en het tweede deel heeft iets van een rondo. Beter is het na het overrompelende beginmotief, basis van dit kwartet, het werk met zijn instrumentale effecten en steeds wisselende tempi op zich te laten inwerken. Lyrische rustpauzes zijn gelukkig ook voorhanden.

Ludwig van Beethoven (1770-1827): Strijkkwartet no. 15 opus 132 in a kl.t. (1825)
  • Assai sostenuto-Allegro
  • Allegro ma non tanto
  • Molto adagio – Andante
  • Alla marcia, assai vivace
  • Allegro appassionato
Beethoven was in 1822 al zo beroemd dat een brief van een jonge Russische vorst, Galitzin, aan “Monsieur Bethoven a Vienne” volstond om niet alleen de componist te bereiken maar ook diens creatieve vuur te doen ontvlammen voor de drie “Galitzin Quartette”, het hoogtepunt van Beethoven lange kwartetreeks.
Het kwartet in a klein is het centrum van deze drie late kwartetten die voor vele luisteraars nu nog een gesloten boek zijn maar in de periode van ontstaan al door de Weense artistieke toplaag werden begrepen. Veel in Beethovens schrijfwijze is nieuw. Er heerst een geheimzinnige muzikale esoterie en er is vooral veel vrijheid: in plaats van de traditionele vier delen telt dit kwartet er vijf, als men de merkwaardige korte mars, die via een dramatisch recitatief de finale inleidt, als deel vier beschouwt. Zo zijn er meer noviteiten zoals de langzame inleidingsmaten, die diverse malen terugkeren en meteen het basismateriaal van het eerste deel bevatten. Het lichte scherzo heeft een betoverend soort musette als trio. Het derde deel wordt gevormd door een “Heilig Dankgezang van een hersteld iemand aan de Godheid, in de Lydische toonaard”: bij de Grieken was Lydisch verbonden met genezing en Beethoven was net hersteld van een zware darminfectie. Deze aangrijpende hymne wordt tweemaal door een sneller fragment onderbroken. ”Neue Kraft fühlend” schreef Beethoven hierbij. Het presto-slot van de finale biedt ons de definitieve majeur-bevrijding.

Peter Visser

terug