homepage Stichting voor Kamermuziek

Toelichting Goldmund Quartet (Duitsland)

Anton Webern (1883-1945), Langsamer Satz voor strijkkwartet (1905)
  • Langsam, mit bewegtem-Ausdruck
De Oostenrijkse componist Anton Webern geldt als één der meest radicale leden van de moderne Weense School, naast de “uitvinder” van de atonale twaalftoonsmuziek Arnold Schönberg en de minder dogmatische Alban Berg. Men vergeet vaak, dat dezelfde Anton Webern net als zijn leraar Schönberg begon als volbloed romanticus. Daarvan getuigt onder meer de “Langsamer Satz” voor strijkkwartet.
“Langsam, mit bewegtem Ausdrück” staat boven dit werk, geschreven door een 22-jarige, verliefde jongeman en bedoeld als een deel van een nooit voltooid strijkkwartet. Deze romantische idylle staat haaks op Weberns atonale, pointillistische klankcomplexen waarvoor de componist nooit deze uitdrukkingen zou hebben gebruikt. Webern is hier evenwel geen slaafse volgeling van meesters als Richard Strauss en Brahms: opvallend zijn naast de subtiele instrumentatie de polyfonie en transparantie, wellicht voortvloeiende uit de studie die de componist maakte van Middeleeuwse Nederlandse meesters.
Het circa tien minuten durende, zeer melodische werk is voor Webern opvallend lang: de componist hield zijn latere werken meestal uiterst geconcentreerd en beknopt. Het “mit bewegtem Ausdrück” slaat vooral op het bewogen middendeel dat tweemaal naar een climax voert, waarna het rustige begin terugkeert.

Joseph Haydn (1732-1809), strijkkwartet opus 64 no. 5 in D gr.t. “Leeuwerik Kwartet” (1790)
  • Allegro moderato
  • Adagio
  • Minuet. Allegretto - Trio
  • Finale. Vivace
Haydns zes kwartetten opus 64 maken deel uit van een serie strijkkwartetten opgedragen aan een Weense groothandelaar in textiel. Maar als vlucht uit deze zakelijke wereld speelde deze meneer Tost ook hartstochtelijk viool. Zodoende is de kwartetprimarius in deze werken uit 1789-1790 vaak nog de absolute heerser in het ensemble. Verder toont Haydn zich hier een gerijpt meester, die in de voorgaande jaren zijn eigen schrijfwijze met de verfijnde kwartetstijl van Mozart had verrijkt.
Onze textielhandelaar zal met name over het vijfde kwartet uit de opus 64-serie zeer tevreden zijn geweest. Niet alleen is hij in dit kwartet met zijn instrument de absolute heerser over het geheel, ook is dit beknopte werk één van de highlights uit deze reeks. Het pakkende hoofdthema van het openings-allegro bestaat uit twee delen: zeven maten rustig inleidende staccatonoten, waarboven in maat acht de eerste viool zijn hemelse zang verheft die tot grote hoogte stijgt: vandaan de bijnaam “Leeuwerik Kwartet”. Even hemels, maar inniger is de vioolcantilene van het diepzinnige adagio. De twee laatste delen, een boertig menuet en een ademloos voorbijflitsende finale als perpetuum mobile geven voorjaarsstemmingen.

Anton Webern, Sechs Bagatellen für Streichquartett (1913)
  • Mäßig
  • Leicht bewegt
  • Ziemlich fließend
  • Sehr langsam
  • Äußerst langsam
  • Fließend
De voorkeur van Anton Webern voor het strijkkwartet-genre in de kamermuziek van zijn vroegere jaren is opvallend. Na de “Langsamer Satz” en de “Fünf Sätze Für Streichquartett”” schreef hij in 1913 zijn meest geconcentreerde werk voor strijkkwartet: “Sechs Bagatellen”. Luisteraars: attentie! Hier heeft Webern de muzikale knop radicaal omgedraaid: wég met de conventionele melodie, met de sonore harmonie, met de traditionele ritmiek. Deze zes miniaturen, die elk tussen de 30 seconden en een minuut duren, moet men eigenlijk per noot beluisteren. Elke noot vertelt een verhaal, heeft zijn eigen emotionele waarde. Dat alleen al vergt van speler én luisteraar opperste concentratie. Daarbij komen nog legio effecten (aan de kam spelen, tremolo’s, flageoletten) en een dynamiek die soms per noot verschilt. Nog steeds is dit een hermetische muziek met zijn eigen kwaliteiten die aanvankelijk alleen door de kring rondom Schönbergs leerlingen werd gewaardeerd. Zes mini-kristallen.

Felix Mendelssohn-Bartholdy (1809-1847), strijkkwartet opus 44 no. 2 in e kl.t. (1837)
  • Allegro assai appassionato
  • Scherzo. Allegro di molto
  • Andante
  • Presto agitato
Felix Mendelssohn, als zoon van rijke culturele Joodse ouders voorbestemd om componist te worden, was tegen zijn dertigste jaar een beroemd, drukbezet man. In 1835 had hij zijn grote oratorium “Paulus” voltooid en in 1837 ontstonden tussen zijn werkzaamheden als muziekdirecteur, pianist en dirigent door zijn tweede pianoconcert en nog twee cantates. Alsof dat nog niet genoeg was vloeide in de jaren 1837/38 de serie van drie kwartetten opus 44 uit zijn pen. Geen wonder dat Mendelssohn, wiens gezondheid toch al niet zo sterk was, in moderne taal gesproken regelmatig op de grens van een burn-out verkeerde.
Misschien is hiervan iets te merken in de nerveuze begeleiding van het fraai zingende beginthema (een toonbeeld van Mendelssohns enorme melodische begaafdheid) van zijn tweede opus 44-kwartet. Een sereen tweede thema maant tot rust. Maar de nervositeit heerst ook nog enigszins in de lichtere toets van het scherzo doordat het thema steeds met een korte tremolo-noot begint. Rust brengen eindelijk de brede melodieën van het andante, een echt Lied ohne Worte en tevens een adempauze voor de presto-finale in e klein, die de maatsoort en sfeer van het scherzo weer oppakt, maar dan krachtiger. Na een korte majeur-opklaring sluit het spannende werk af met een stormachtige coda in mineur.

Peter Visser

terug