NIEUWS
|
|
PROGRAMMA 2024/25
|
|
PROGRAMMA 2025/26
|
|
KAARTVERKOOP |
 |
WIE ZIJN WIJ |
ARCHIEF |
JUBILEUM 100 JAAR |
LINKS |
|
adverteerders: |
|
|
Toelichting VAN BAERLE TRIO (Nederland)
W.A. Mozart: Pianotrio in E KV 542 (1788)
• Allegro
• Andante grazioso (A major)
• Allegro
“Dierbare broeder! Uw vriendschap en broederliefde geven mij de moed u een grote dienst te vragen.” Aldus de aanhef van de eerste uit een serie bedelbrieven die Mozart vanaf 1788 aan zijn vriend en Vrijmetselaar-logegenoot, de zakenman Puchberg, schreef. Deze Puchberg-brieven vormen een aangrijpend document uit Mozarts laatste jaren, waarin het geluk hem verliet, het geluk dat hem in 1787 met zijn reis naar Praag en het succes van de opera Don Giovanni nog toelachte. Mozart componeerde het ene meesterwerk na het andere (de drie laatste symfonieën) maar het leverde nauwelijks geld op.
Om enige verlichting in zijn financiële rampspoed te brengen besloot hij vier driedelige pianotrio’s te schrijven: dit genre was in het Wenen van rond 1780 in de mode. Er wordt verondersteld, dat deze trio’s voor amateurs zijn bestemd. Maar dat moeten dan wel gevorderde amateurs zijn geweest, die allerlei nieuwe subtiliteiten van de late Mozart op waarde konden schatten.
In het pianotrio in E groot (1788) zitten die subtiliteiten niet in de simpele thema’s maar in de verwerking ervan. In het eerste deel reist het tweede thema naar verre toonsoorten, het andante-thema krijgt steeds nieuwe tegenmelodieën en de finale is rijk aan polyfoon leven. Muziek voor fijnproevers.
G. Fauré: Pianotrio in d opus 120 (1922-23)
• Allegro, ma non troppo
• Andantino
• Allegro vivo
De laatste levensjaren van de Franse componist Gabriel Fauré waren niet de gemakkelijkste. Hij leed onder een labiele gezondheid (longen) en voelde zich uitgeblust. Zijn late roem en erkenning namen dit malaisegevoel niet weg. Het is dankzij een laatste opleving van Fauré ’s krachten dat we uit die jaren nog twee belangrijke werken bezitten: het strijkkwartet en het pianotrio in d klein (1922-23).
In een rustige villa bij het meer van Annecy vond Fauré de moed om aan zijn pianotrio te beginnen. Het componeren ging langzaam : “Ik kan niet lang achtereen werken. Voortdurend moe.”
Het extraverte slot van het pianotrio klinkt als de victorie over die vermoeidheid en lethargie. De finale (allegro vivo) heeft een verrassende, scherzo-achtige vitaliteit met hoekige ritmes, fonkelende pianovirtuositeit en grillige modulaties die sterk contrasteren met de brede lyriek van de voorgaande delen. Het elegische cellothema waarmee het werk begint beheerst het hele eerste deel. In het centrale andantino trekt de nobele vioolmelodie boven de statische pianobegeleiding de aandacht.
E. Bloch: Drie Nocturnes voor pianotrio (1924)
• Andante
• Andante Quieto
• Tempestoso
Elke gevorderde vioolstudent heeft wel eens “Nigun” van Ernest Bloch gespeeld uit diens bekende Baal Shem-suite. Het is een emotioneel werk uit de zogenaamde Joodse periode van de componist, een periode die ondanks latere stijlwendingen (zijn muziek werd meer contrapuntisch en modern) voor muziekminnaars het beeld van deze sterke persoonlijkheid is blijven bepalen. Bloch was overigens wel van Joodse origine, maar werd geboren in Genève en verhuisde in 1916 naar de Verenigde Staten.
De Drie Nocturnes uit 1924, het jaar dat hij Amerikaans staatsburger werd, vertonen nog veel stilistische overeenkomsten met de Baal Shem-suite uit het jaar daarvoor. Ze zijn even emotioneel, vol contrasten en extatische momenten, met lange melodielijnen die soms Oosterse toonreeksen gebruiken. De eerste Nocturne is impressionistisch van karakter, de tweede een canonisch, bijna folkloristisch wiegelied. De laatste Nocturne klinkt soms even jazzy en grijpt op de vorige Nocturnes terug.
Dmitri Sjostakovitsj:(1906-1975): Pianotrio no. 2 in e opus 67 (1944))
• Andante
• Allegro con brio
• Largo
• Allegretto
Wie het melancholische Joodse dansmelodietje uit de finale van Sjostakovitsj’ tweede pianotrio heeft gehoord vergeet dat nooit meer. Het blijft in je hoofd rondspoken als een obsessie: een dodendans bij de ingang van de gaskamer. Bijna even indringend is de treurmuziek van de strijkers in het derde deel van dit trio waarbij de piano sombere grafzerk-akkoorden plaatst. Ook de schimmig-hoge inzet van de cello –het begin van een navrante fuga waarmee het werk opent– blijft je bij. Alleen het scherzo is lichter van toets: een Russische volksdans, maar dan wel één met een sinistere ondertoon: typisch Sjostakovitsj.
Hij schreef dit aangrijpende opus te midden van het oorlogsgeweld in 1944 en droeg het op aan een gestorven vriend, de musicoloog en criticus Sollertinsky. Maar vooral de schaduw van een aan het front omgekomen Joodse leerling, wiens opera Sjostakovitsj voltooide, ligt over dit in memoriam. De ironie wilde dat de componist juist voor dít werk een prijs kreeg met de naam van zijn grootste vijand: de Stalin-prijs.
Peter Visser
terug
|