homepage Stichting voor Kamermuziek

Toelichting Sitkovetsky Pianotrio (Engeland)

Sam Perkin (1985): “Freakshow” voor pianotrio (2016)
Avantgarde-geluiden uit Ierland zijn bij ons nauwelijks bekend. Maar ziedaar op het programma van de Kamermuziekvereniging Sam Perkin, composer-in-residence bij het Ierse Crash Ensemble, ook buiten Ierland bekend door zijn deelname aan het Musica Nova Festival Helsinki. Hij integreert o.a. publiek, smartphones en sport (skateboarding) in zijn werken. “Freakshow” uit 2016 voor pianotrio is gebaseerd op een keerpunt in de Ierse onafhankelijkheidsstrijd (1916). De naam voorspelt een grillig (“freak”) spel met klanken.

Maurice Ravel (1875-1937) : pianotrio in a kl.t. (1914)
  • Modéré
  • Pantoum: Assez vif
  • Passacaille: Très large
  • Final: Animé
Het waren turbulente tijden, waarin het enige pianotrio, dat Maurice Ravel schreef, ontstond. De wereld stond aan de rand van de eerste wereldoorlog. Min of meer tot zijn eigen verbazing veranderde de “Monsieur Ravel, compositeur francais” in “Ravel, francais et compositeur”. Een golf van nationalisme overspoelde Frankrijk en sleurde de a-politieke, eenzelvige componist mee. Maar vóór zijn mobilisatie (Ravel had zichzelf als vrijwilliger bij het leger opgegeven) moest er eerst nog worden gecomponeerd.
“In vijf weken heb ik het werk van vijf maanden gedaan alvorens mij voor de dienst te melden”. Aldus Ravel in een brief aan zijn vriend Lucien Garban, waarin hij tevens vermeldt dat het beginthema Baskisch getint is. Maar de liefde voor Ravels geboortestreek spreekt eigenlijk uit het hele kleurrijke werk.
Het door Ravel gememoreerde beginthema van het rustige eerste deel is vooral Baskisch door de onregelmatige, zwevende zeven-achtste maat (drie plus twee plus drie). Dit thema draagt het hele eerste deel waarin naast prachtig ijle passages (tweede thema) ook massieve climaxen voorkomen, vooral in de doorwerking. Het tweede deel, een soort scherzo, is curieus door zijn aan Oosterse dichtkunst ontleende vormschema, Pantoum geheten. De viool moet in het begin flageoletten met getokkelde en gestreken noten combineren. Ook verder levert dit grillige deel virtuoze hoogstandjes op. Een verademing is hierna de rust van de “passacaille” , een vrije visie op dit strakke vormschema met één basthema. Het is opvallend hoe vaak Ravel zeer lage pianonoten met zeer hoge piano- en strijkerspassages afwisselt. De finale grijpt weer op het Baskische karakter van het eerste deel terug met zijn vijfkwartsmaat. Subtiel geïnstrumenteerde momenten staan naast bijna orkestraal-triomfale uitbarstingen. De oorlogsdreiging lijkt nog ver.

Ludwig van Beethoven (1770-1827): Allegretto voor pianotrio in Bes gr.t. (1812)
Een ééndelig pianotrio van Beethoven? Jazeker, dat bestaat, al is het niet meer dan een onschuldig cadeautje aan de tienjarige dochter van een dierbare vriendin, die bekend is geworden uit Beethovens brieven als “die ferne Geliebte” (waarvan overigens de identiteit niet vaststaat). Dit dochtertje, Maximiliane Brentano, moet overigens al voortreffelijk piano hebben kunnen spelen: ofschoon niet moeilijk, is de sprankelende pianopartij bepaald niet iets voor beginners. Ondanks de eenvoud zal men in dit werkje uit 1812 direct de meesterhand van Beethoven herkennen in de pregnante thema’s, de plotselinge wendingen (abrupte modulatie naar D in de doorwerking) en de uitgebreide coda vol verrassingen.

Felix Mendelssohn-Bartholdy (1809-1847): pianotrio nr. 2 in c kl.t. opus 66 (1845)
  • Allegro energico e con fuoco
  • Andante espressivo
  • Scherzo: Molto allegro quasi presto
  • Finale: Allegro appassionato
1845: een jaar van rusteloos bezig zijn voor Felix Mendelssohn. Componeren, dirigeren, pianoconcerten geven en daarbij ook nog een gezinsleven met vijf kinderen…. Geen wonder dat de componist geplaagd werd door hoofpijnen en verkoudheden: twee jaar later zou hij uitgeput sterven, 38 jaar oud.
Iets van die onrust vinden we terug in het imposante pianotrio in c klein, minder bekend dan het eerste trio met zijn geweldige beginmelodie voor de cello, maar zeker niet minder. Wel onrust, maar geen uitputting: Mendelssohns inspiratie draait nog op volle toeren. Naast het trio, opgedragen aan zijn vriend Louis Spohr (violist en componist) werkt hij aan één van zijn grootste meesterwerken, het oratorium “Elias”.
Dat dit pianotrio is geschreven door een virtuoos pianist merken we in drie van de vier delen, vooral in het scherzo, “een kleinigheid, maar lastig om te spelen”, zoals de componist opmerkte over een deel dat in zijn onstuitbare vaart en adembenemend pizzicato-slot op gelijke hoogte staat met het scherzo uit de Midzomernachtsdroom. In het andante espressivo krijgen de strijkers voluit gelegenheid te zingen in een wiegelied waar de melodicus Mendelssohn zijn hoogste troeven uitspeelt. Het pakkende en stormachtige openingsthema, met de duistere sfeer van de Hebriden-ouverture, heeft duidelijk indruk gemaakt op Brahms, getuige diens finale van het derde pianokwartet, óók in c klein. En de finale, die begint met een grote cellosprong, verrast door een halverwege opduikend koraal: de religieuze Mendelssohn.

Peter Visser

terug